meerderjarigheid (2 gevonden)

Dutch meerderjarigheid

Hier komen binnenkort vertalingen van deze zoekterm...

strafrecht - persoon die de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt kan, afhankelijk van de ernst van het begane feit, zijn persoonlijkheid of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, worden behandeld als een meerderjarige verdachte en dus buiten het jeugdstrafrecht vallen.


tegenstelling minderjarige / (mv.) minderjarigen / minderjarigheid

77a WvSr.

77b WvSr.




Deel deze pagina met:      




Dutch meerderjarigheid

Hier komen binnenkort vertalingen van deze zoekterm...

rechtswetenschap (algemeen) - persoon die de leeftijd van 18 heeft bereikt of door de rechter meerderjarig is verklaard en daardoor volledig in het rechtsverkeer kan deelnemen en dus handelingsbekwaam is.


Artikel 253ha Boek 1 BW:

1. De minderjarige vrouw die als degene die het gezag heeft, haar kind wenst te verzorgen en op te voeden kan, indien zij de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, de kinderrechter verzoeken haar meerderjarig te verklaren.
2. Het verzoek kan ten behoeve van de vrouw ook worden gedaan door de raad voor de kinderbescherming. Deze behoeft hiertoe haar schriftelijke toestemming. Het verzoek vervalt, indien de vrouw haar toestemming intrekt.
3. Het verzoek kan ook voor de bevalling door of ten behoeve van de vrouw worden gedaan, alsmede indien de vrouw eerst omstreeks het tijdstip van haar bevalling de leeftijd van zestien jaren zal hebben bereikt. In dat geval wordt op het verzoek niet eerder dan na de bevalling of, indien de vrouw op dat tijdstip nog geen zestien jaar is, nadat zij die leeftijd heeft bereikt, beslist.
4. De kinderrechter willigt het verzoek slechts in, indien hij dit in het belang van de moeder en haar kind wenselijk oordeelt. Indien een ander met het gezag is belast, wordt de moeder daarmee belast.
5. De minderjarige vrouw is bekwaam in rechte op te treden en tegen een uitspraak beroep in te stellen.


Artikel 8 Wnr:

1. Een omroeporganisatie heeft het uitsluitend recht om toestemming te verlenen voor een of meer van de volgende handelingen:
a. het heruitzenden van programma's;
b. het opnemen van programmaãs en het reproduceren van een dergelijke opname;
c. het verkopen, verhuren, uitlenen, afleveren of anderszins in het verkeer brengen van een opname van een uitzending of van een reproduktie daarvan dan wel het voor die doeleinden invoeren, aanbieden of in voorraad hebben;
d. het openbaarmaken van programma's, indien deze openbaarmaking geschiedt in voor het publiek toegankelijke plaatsen tegen betaling van entreegeld, ongeacht welke technische hulpmiddelen daarbij worden gebruikt;
e. het openbaar maken van opnamen van programmaãs of reprodukties daarvan, ongeacht welke technische hulpmiddelen daarbij worden gebruikt.
2. Is een opname van een uitzending of een reproduktie daarvan door de houder van het uitsluitend recht, bedoeld in het eerste lid, of met zijn toestemming voor de eerste maal in een van de lid-staten van de Europese Unie of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 in het verkeer gebracht, dan handelt de verkrijger van die opname of die reproduktie niet in strijd met dit uitsluitend recht door ten aanzien daarvan de in het eerste lid, onder c, genoemde handelingen, met uitzondering van verhuur en uitlening, te verrichten.
3. Onverminderd het bepaalde in het tweede lid is het uitlenen van de in dat lid bedoelde opname van een uitzending of een reproduktie daarvan toegestaan mits degene die de uitlening verricht of doet verrichten een billijke vergoeding betaalt.
4. Instellingen van onderwijs en instellingen van onderzoek en de aan die instellingen verbonden bibliotheken en de Koninklijke Bibliotheek zijn vrijgesteld van de betaling van een vergoeding voor uitlenen als bedoeld in het derde lid.
5. Bibliotheken, bekostigd door de Stichting fonds voor het bibliotheekwerk voor blinden en slechtzienden, zijn voor het uitlenen ten behoeve van de bij deze bibliotheken ingeschreven blinden en slechtzienden vrijgesteld van betaling van de in het derde lid bedoelde vergoeding.
6. De in het derde lid bedoelde vergoeding is niet verschuldigd indien de betalingsplichtige kan aantonen dat de houder van het uitsluitend recht afstand heeft gedaan van het recht op een billijke vergoeding. De houder van het uitsluitend recht dient de afstand schriftelijk mee te delen aan de in de artikelen 15a en 15b bedoelde rechtspersonen.





Deel deze pagina met: