instelling (8 gevonden)

Dutch aangesloten instelling English affiliated institute

Hier komen binnenkort vertalingen van deze zoekterm...

rechtswetenschap - organisatie die bestaat uit meerdere bij elkaar aangesloten rechtspersonen.


onderdeel privaatrechtelijke rechtspersoon

onderdeel publiekrechtelijke rechtspersoon

nadere verklaring rechtspersonenrech


Deel deze pagina met:      




Dutch beleggingsinstellingen English investments trusts

Hier komen binnenkort vertalingen van deze zoekterm...

ondernemingsrecht (financieel recht) - instellingen die gelden of op geld waardeerbare goederen vragen of verkrijgen met het doel deze gelden of goederen collectief te beleggen. ~ vallen in beginsel onder de reikwijdte van de Wet toezicht beleggingsinstellingen (Wtb) en staan uit dien hoofde onder door de Minister van Financiën gedelegeerd toezicht van DNB. (bron: DNB)


Artikel 401 Boek 2 BW:

1. Een beleggingsmaatschappij waaraan ingevolge de Wet toezicht beleggingsinstellingen (Stb. 1990, 380) een vergunning is verleend, moet in aanvulling op de bepalingen van deze titel tevens voldoen aan de vereisten voor haar jaarrekening, gesteld bij of krachtens de Wet toezicht beleggingsinstellingen. Voor deze beleggingsmaatschappij kan bij of krachtens die wet van artikel 394, tweede, derde en vierde lid, worden afgeweken.
2. Een beleggingsmaatschappij mag haar beleggingen tegen marktwaarde waarderen. Nadelige koersverschillen ten opzichte van de voorafgaande balansdatum behoeven niet ten laste van de winst- en verliesrekening te worden gebracht, mits zij op de reserves worden afgeboekt; voordelige koersverschillen mogen op de reserves worden bijgeboekt. De bedragen worden in de balans of in de toelichting vermeld. Onder beleggingsmaatschappij wordt in dit lid verstaan een rechtspersoon die uitsluitend ten doel heeft het vermogen zodanig te beleggen dat de risicoãs daarvan worden gespreid, teneinde de leden of aandeelhouders in de opbrengst te doen delen.
3. Op een beleggingsmaatschappij met veranderlijk kapitaal is artikel 378 lid 3, tweede zin, niet van toepassing.





Deel deze pagina met:      




Dutch effectenkredietinstellingen (Eki's)

Hier komen binnenkort vertalingen van deze zoekterm...

ondernemingsrecht (financieel recht) - kredietinstellingen die in hoofdzaak hun bedrijf maken van bemiddeling bij de handel in effecten op de beurs en het verlenen van krediet op onderpand van effecten. (bron: DNB)


niet gelijk aan gemeentelijke Kredietbank (GKB)


Deel deze pagina met:      




Dutch financiële instelling English financial organisation

Hier komen binnenkort vertalingen van deze zoekterm...

ondernemingsrecht (financieel recht) - onderneming of instelling, niet zijnde een kredietinstelling, die in hoofdzaak haar bedrijf maakt van het verrichten van één of meer van de werkzaamheden genoemd onder 2 tot en met 12 in bijlage I van de Richtlijn nr. 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (PbEG L 126) dan wel van het verwerven of het houden van deelnemingen. De vorenbedoelde werkzaamheden zijn: verstrekken van leningen, leasing, betalingsverrichtingen, uitgifte en beheer van betaalmiddelen, verlenen van garanties en het stellen van borgtochten, handelingen voor eigen rekening van de instelling of voor rekening van de cliënten, deelneming aan effectenemissies en dienstverrichting in verband daarmee, advisering aan ondernemingen inzake kapitaalstructuur, bedrijfsstrategie en daarmee samenhangende aangelegenheden, alsmede advisering en dienstverrichtingen op het gebied van fusie en overname van ondernemingen, bemiddeling op interbankmarkten, vermogensbeheer en -advisering en bewaarneming en beheer van effecten. Bijv. een bank.


onderdeel gemeentelijke Kredietbank (GKB)

onderdeel De Nederlandsche Bank N.V. (DNB)

Artikel 1 wtk:

1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:
a. kredietinstelling:
1°. een onderneming of instelling die haar bedrijf maakt van het ter beschikking verkrijgen van, al dan niet op termijn, opvorderbare gelden en van het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen of beleggingen; dan wel
2°. een onderneming of instelling, anders dan bedoeld onder 1°, die gelden ter beschikking krijgt in ruil waarvoor elektronisch geld wordt uitgegeven waarmee betalingen kunnen worden verricht ook aan anderen dan de onderneming of instelling die het elektronisch geld uitgeeft.
b. centrale kredietinstelling: een kredietinstelling als bedoeld in onderdeel a, onder 1°, die met betrekking tot een groep kredietinstellingen een mede beleidsbepalend karakter draagt;
c. financiële instelling: een onderneming of instelling, niet zijnde een kredietinstelling, die in hoofdzaak haar bedrijf maakt van het verrichten van één of meer van de werkzaamheden genoemd onder 2 tot en met 12 in bijlage I van de Richtlijn dan wel van het verwerven of het houden van deelnemingen;
d. representatieve organisatie: een organisatie, die met betrekking tot de uitvoering van deze wet door Onze minister, de Bank gehoord, als representatieve organisatie voor een groep van ondernemingen en instellingen is aangewezen;
e. Onze minister: Onze minister van Financiën;
f. Bank: De Nederlandsche Bank N.V.;
g. toezichthoudende autoriteit: de instantie waaraan in enige Staat ingevolge een wettelijke regeling het toezicht op het kredietwezen is opgedragen;
h. de Unie: de Europese Unie;
i. Lid-Staat: een staat die lid is van de Unie alsmede een staat, niet zijnde een lid-staat van de Unie, die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Trb. 1992, 132);
j. de Richtlijn: Richtlijn nr. 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (PbEG L 126);
k. bijkantoor: één of meer onderdelen zonder rechtspersoonlijkheid van een kredietinstelling of een financiële instelling die in een andere Staat is gevestigd dan die waarin de kredietinstelling of de financiële instelling gevestigd is;
l. verrichten van diensten: het in een Staat, zonder gebruikmaking van een bijkantoor in die Staat, verrichten dan wel aanbieden van werkzaamheden genoemd in bijlage I van de Richtlijn door een kredietinstelling of een financiële instelling die in een andere Staat is gevestigd;
m. gekwalificeerde deelneming: een rechtstreeks of middellijk belang van meer dan 5 procent van het geplaatste aandelenkapitaal van een onderneming of instelling, of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van meer dan 5 procent van de stemrechten in een onderneming of instelling, of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van een daarmee vergelijkbare zeggenschap in een onderneming of instelling;
n. dochtermaatschappij: een onderneming of instelling als omschreven in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
o. groep: een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat indien een natuurlijk persoon, rechtspersoon of vennootschap:
1°. via een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur invloed kan uitoefenen op een of meer andere natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen; of
2°. in een of meer andere rechtspersonen of vennootschappen een deelneming heeft als bedoeld in artikel 24c van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel, voor zover het natuurlijke personen betreft, een met een deelneming overeenkomende positie,
die natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap tezamen met die andere natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap dan wel natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen wordt aangemerkt als groep;
p. elektronisch geld: een geldswaarde die is opgeslagen op een elektronische drager.
2. De Bank wordt niet beschouwd als kredietinstelling in de zin van deze wet.





Deel deze pagina met:      




Dutch instelling English institution

Hier komen binnenkort vertalingen van deze zoekterm...

rechtswetenschap - organisatie van dienstverlening.



Deel deze pagina met:      




Dutch instellingsgrens

Hier komen binnenkort vertalingen van deze zoekterm...

ondernemingsrecht - bij ten minste 50 werknemers moet een onderneming een ondernemingsraad instellen.


nadere verklaring ondernemingsraad (OR)

2 Wor.




Deel deze pagina met:      




Dutch kredietinstellingen

Hier komen binnenkort vertalingen van deze zoekterm...

ondernemingsrecht (financieel recht) - banken die onder de Wet toezicht kredietwezen 1992 (Wtk 1992) vallen; ondernemingen of instellingen die hun bedrijf maken van het ter beschikking krijgen van opvorderbare gelden en van het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen of beleggingen. ~ staan onder het door DNB uitgeoefende bedrijfseconomisch toezicht. Alle ~ staan in de EU onder bedrijfseconomisch toezicht. (bron: DNB)


Artikel 1 wtk:

1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:
a. kredietinstelling:
1°. een onderneming of instelling die haar bedrijf maakt van het ter beschikking verkrijgen van, al dan niet op termijn, opvorderbare gelden en van het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen of beleggingen; dan wel
2°. een onderneming of instelling, anders dan bedoeld onder 1°, die gelden ter beschikking krijgt in ruil waarvoor elektronisch geld wordt uitgegeven waarmee betalingen kunnen worden verricht ook aan anderen dan de onderneming of instelling die het elektronisch geld uitgeeft.
b. centrale kredietinstelling: een kredietinstelling als bedoeld in onderdeel a, onder 1°, die met betrekking tot een groep kredietinstellingen een mede beleidsbepalend karakter draagt;
c. financiële instelling: een onderneming of instelling, niet zijnde een kredietinstelling, die in hoofdzaak haar bedrijf maakt van het verrichten van één of meer van de werkzaamheden genoemd onder 2 tot en met 12 in bijlage I van de Richtlijn dan wel van het verwerven of het houden van deelnemingen;
d. representatieve organisatie: een organisatie, die met betrekking tot de uitvoering van deze wet door Onze minister, de Bank gehoord, als representatieve organisatie voor een groep van ondernemingen en instellingen is aangewezen;
e. Onze minister: Onze minister van Financiën;
f. Bank: De Nederlandsche Bank N.V.;
g. toezichthoudende autoriteit: de instantie waaraan in enige Staat ingevolge een wettelijke regeling het toezicht op het kredietwezen is opgedragen;
h. de Unie: de Europese Unie;
i. Lid-Staat: een staat die lid is van de Unie alsmede een staat, niet zijnde een lid-staat van de Unie, die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Trb. 1992, 132);
j. de Richtlijn: Richtlijn nr. 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (PbEG L 126);
k. bijkantoor: één of meer onderdelen zonder rechtspersoonlijkheid van een kredietinstelling of een financiële instelling die in een andere Staat is gevestigd dan die waarin de kredietinstelling of de financiële instelling gevestigd is;
l. verrichten van diensten: het in een Staat, zonder gebruikmaking van een bijkantoor in die Staat, verrichten dan wel aanbieden van werkzaamheden genoemd in bijlage I van de Richtlijn door een kredietinstelling of een financiële instelling die in een andere Staat is gevestigd;
m. gekwalificeerde deelneming: een rechtstreeks of middellijk belang van meer dan 5 procent van het geplaatste aandelenkapitaal van een onderneming of instelling, of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van meer dan 5 procent van de stemrechten in een onderneming of instelling, of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van een daarmee vergelijkbare zeggenschap in een onderneming of instelling;
n. dochtermaatschappij: een onderneming of instelling als omschreven in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
o. groep: een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat indien een natuurlijk persoon, rechtspersoon of vennootschap:
1°. via een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur invloed kan uitoefenen op een of meer andere natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen; of
2°. in een of meer andere rechtspersonen of vennootschappen een deelneming heeft als bedoeld in artikel 24c van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel, voor zover het natuurlijke personen betreft, een met een deelneming overeenkomende positie,
die natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap tezamen met die andere natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap dan wel natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen wordt aangemerkt als groep;
p. elektronisch geld: een geldswaarde die is opgeslagen op een elektronische drager.
2. De Bank wordt niet beschouwd als kredietinstelling in de zin van deze wet.


Artikel 21 wtk:

1. De Bank kan aan de kredietinstellingen richtlijnen voor hun bedrijfsvoering geven in het belang van de liquiditeit van die instellingen.
2. De richtlijnen worden slechts gegeven of gewijzigd na overleg met de daarbij betrokken representatieve organisaties. Het overleg over wijziging van de richtlijnen kan worden geopend door de Bank dan wel door de betrokken representatieve organisatie. De richtlijnen kunnen voor onderscheiden groepen van kredietinstellingen verschillend zijn. Aan een centrale kredietinstelling kunnen ook richtlijnen worden gegeven, die betrekking hebben op de collectiviteit van de bij de betrokken centrale kredietinstelling aangesloten kredietinstellingen, al dan niet tezamen met de centrale kredietinstelling zelf.
3. De richtlijnen kunnen uitsluitend inhouden bepalingen inzake de minimale omvang der liquide middelen of onderdelen daarvan in verhouding tot
(1). de ter beschikking verkregen gelden of bepaalde onderdelen van die gelden;
(2). de van elke crediteur afzonderlijk ter beschikking verkregen gelden, voor zover deze een bepaald percentage van het totaal der ter beschikking verkregen gelden te boven gaan.
4. De Bank kan aan een kredietinstelling geheel of gedeeltelijk ontheffing van de richtlijnen verlenen, mits de liquiditeit van die kredietinstelling naar het oordeel van de Bank anderszins voldoende is gewaarborgd. De Bank kan aan de ontheffing beperkingen stellen en voorschriften verbinden.
5. In de richtlijnen wordt bepaald, wat wordt verstaan onder de begrippen, waaromtrent richtlijnen worden gegeven.





Deel deze pagina met:      




Dutch omroepinstellingen English broadcast company

Hier komen binnenkort vertalingen van deze zoekterm...

intellectueel eigendomsrecht (mediarecht) - organisaties die omroep via radio en televisie voor hun rekening nemen, het zijn meestal verenigingen.


Artikel 8 Wnr:

1. Een omroeporganisatie heeft het uitsluitend recht om toestemming te verlenen voor een of meer van de volgende handelingen:
a. het heruitzenden van programma's;
b. het opnemen van programmaãs en het reproduceren van een dergelijke opname;
c. het verkopen, verhuren, uitlenen, afleveren of anderszins in het verkeer brengen van een opname van een uitzending of van een reproduktie daarvan dan wel het voor die doeleinden invoeren, aanbieden of in voorraad hebben;
d. het openbaarmaken van programma's, indien deze openbaarmaking geschiedt in voor het publiek toegankelijke plaatsen tegen betaling van entreegeld, ongeacht welke technische hulpmiddelen daarbij worden gebruikt;
e. het openbaar maken van opnamen van programmaãs of reprodukties daarvan, ongeacht welke technische hulpmiddelen daarbij worden gebruikt.
2. Is een opname van een uitzending of een reproduktie daarvan door de houder van het uitsluitend recht, bedoeld in het eerste lid, of met zijn toestemming voor de eerste maal in een van de lid-staten van de Europese Unie of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 in het verkeer gebracht, dan handelt de verkrijger van die opname of die reproduktie niet in strijd met dit uitsluitend recht door ten aanzien daarvan de in het eerste lid, onder c, genoemde handelingen, met uitzondering van verhuur en uitlening, te verrichten.
3. Onverminderd het bepaalde in het tweede lid is het uitlenen van de in dat lid bedoelde opname van een uitzending of een reproduktie daarvan toegestaan mits degene die de uitlening verricht of doet verrichten een billijke vergoeding betaalt.
4. Instellingen van onderwijs en instellingen van onderzoek en de aan die instellingen verbonden bibliotheken en de Koninklijke Bibliotheek zijn vrijgesteld van de betaling van een vergoeding voor uitlenen als bedoeld in het derde lid.
5. Bibliotheken, bekostigd door de Stichting fonds voor het bibliotheekwerk voor blinden en slechtzienden, zijn voor het uitlenen ten behoeve van de bij deze bibliotheken ingeschreven blinden en slechtzienden vrijgesteld van betaling van de in het derde lid bedoelde vergoeding.
6. De in het derde lid bedoelde vergoeding is niet verschuldigd indien de betalingsplichtige kan aantonen dat de houder van het uitsluitend recht afstand heeft gedaan van het recht op een billijke vergoeding. De houder van het uitsluitend recht dient de afstand schriftelijk mee te delen aan de in de artikelen 15a en 15b bedoelde rechtspersonen.


Artikel 32 Wnr:

1. De voorgaande artikelen zijn op de uitvoerende kunstenaar van toepassing ingeval:
a. hij onderdaan is van een van de lid-staten van de Europese Unie of van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 of zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft dan wel onderdaan is van een Staat die partij is bij het Verdrag van Rome inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties; of
b. zijn uitvoering in Nederland plaats had dan wel in een Staat die partij is bij het Verdrag van Rome inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties; of
c. zijn uitvoering is opgenomen op een fonogram als bedoeld in het tweede lid van dit artikel; of
d. zijn uitvoering, die niet is opgenomen op een fonogram, is openbaar gemaakt door middel van een programma van een omroeporganisatie als bedoeld in het zesde lid van dit artikel.
2. De voorgaande artikelen zijn op de producenten van fonogrammen van toepassing ingeval:
a. hij onderdaan is van of rechtspersoon is opgericht naar het recht van een van de lid-staten van de Europese Unie of van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 dan wel in Nederland zijn zetel of gewone verblijfplaats heeft of onderdaan is van dan wel rechtspersoon is opgericht naar het recht van een Staat die partij is bij het in het eerste lid, onder a, bedoelde Verdrag van Rome of bij de Overeenkomst ter bescherming van producenten van fonogrammen tegen het ongeoorloofd kopiëren van hun fonogrammen; of
b. het opnemen in Nederland plaats had dan wel in een Staat die partij is bij het in het eerste lid, onder a, bedoelde Verdrag van Rome of bij de Overeenkomst ter bescherming van producenten van fonogrammen tegen het ongeoorloofd kopiëren van hun fonogrammen; of
c. het fonogram voor de eerste maal, of binnen dertig dagen na de eerste uitgave in een ander land, in het verkeer is gebracht in Nederland dan wel in een Staat die partij is bij het in het eerste lid, onder a, bedoelde Verdrag van Rome of bij de Overeenkomst ter bescherming van producenten van fonogrammen tegen het ongeoorloofd kopiëren van hun fonogrammen.
3. Van het in het verkeer brengen als bedoeld in het tweede lid is sprake, wanneer van op rechtmatige wijze vervaardigde reprodukties van een fonogram een zodanig aanbod van exemplaren daarvan heeft plaatsgevonden dat daardoor wordt voorzien in de redelijke behoeften van het publiek.
4. Met betrekking tot fonogrammen, waarvan de producent onderdaan is van dan wel rechtspersoon is opgericht naar het recht van een Staat die partij is bij het in het eerste lid, onder a, bedoelde Verdrag van Rome is artikel 7 slechts van toepassing in de mate waarin en voor de duur waarvoor deze Staat bescherming verleent ten aanzien van fonogrammen waarvan de producent Nederlander is dan wel zijn zetel heeft in Nederland.
5. Het recht op een billijke vergoeding, als bedoeld in artikel 7, geldt niet voor fonogrammen waarvan de producent geen onderdaan is van noch rechtspersoon is opgericht naar het recht van een Staat die partij is bij het in het eerste lid, onder a, bedoelde Verdrag van Rome.
6. De voorgaande artikelen zijn op omroeporganisaties van toepassing ingeval:
a. het hoofdkantoor van de omroeporganisatie is gevestigd in een van de lid-staten van de Europese Unie of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 dan wel in een Staat die partij is bij het in het eerste lid, onder a, bedoelde Verdrag van Rome; of
b. de uitzending van het programma heeft plaatsgevonden in Nederland dan wel in een Staat die partij is bij het in het eerste lid onder a, bedoelde Verdrag van Rome; of
7. Het bepaalde in het vierde en vijfde lid van dit artikel is niet van toepassing op fonogrammen waarvan de producent onderdaan is van of rechtspersoon is opgericht naar het recht van een van de lid-staten van de Europese Unie of van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992.
8. De voorgaande artikelen zijn op de producent van de eerste vastleggingen van films van toepassing ingeval:
a. hij onderdaan is van of rechtspersoon is opgericht naar het recht van een van de lid-staten van de Europese Unie of van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 dan wel in Nederland zijn zetel of gewone verblijfplaats heeft; of
b. de vastlegging in Nederland plaats had; of
c. de vastlegging voor de eerste maal, of binnen dertig dagen na de eerste uitgave in een ander land, in het verkeer is gebracht in Nederland.
Het derde lid is van overeenkomstige toepassing.





Deel deze pagina met: