revisierente (1 gevonden)

Dutch revisierente

Hier komen binnenkort vertalingen van deze zoekterm...

bestuursrecht (belastingrecht) - soort van compensatie voor de fiscus in verband met een verleend uitstel van heffing. Bijv. voor de inkomstenbelasting is ~ verschuldigd als premie voor een aanspraak op periodieke uitkeringen als negatieve persoonlijke verplichtingen in aanmerking worden genomen.


niet gelijk aan rijksrekenrente

Artikel 2 IW 1990:

1. Deze wet verstaat onder:
a. rijksbelastingen: belastingen welke van rijkswege door de rijksbelastingdienst worden geheven, alsmede rechten bij invoer en rechten bij uitvoer als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderscheidenlijk derde lid, van de Douanewet;
b. heffingsrente en revisierente: de heffingsrente en de revisierente, bedoeld in hoofdstuk VA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;
c. Communautair douanewetboek: verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 302);
d. toepassingsverordening Communautair douanewetboek: verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 253);
e. compenserende rente: de compenserende rente, bedoeld in artikel 519 van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek;
f. kosten van ambtelijke werkzaamheden: de kosten, bedoeld in hoofdstuk 4, paragraaf 2, van de Douanewet;
g. bestuurlijke boeten: de verzuimboeten en de vergrijpboeten, bedoeld in hoofdstuk VIIIA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, dan wel in enige andere wettelijke regeling betreffende de heffing van rijksbelastingen;.
h. Onze Minister: Onze Minister van Financiën;
i. directeur, inspecteur of ontvanger: de functionaris die als zodanig bij ministeriële regeling is aangewezen;
j. belastingdeurwaarder: de door Onze Minister als zodanig aangewezen ambtenaar van de rijksbelastingdienst;
k. belastingschuldige: degene te wiens naam de belastingaanslag is gesteld;
l. werknemer, artiest, beroepssporter, buitenlands gezelschap, dienstbetrekking en inhoudingsplichtige: de werknemer, de artiest, de beroepssporter, het buitenlandse gezelschap, de dienstbetrekking en de inhoudingsplichtige in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964;
m. belastingaanslag: de voorlopige aanslag, de aanslag, de uitnodiging tot betaling, de navorderingsaanslag en de naheffingsaanslag, alsmede de voorlopige conserverende aanslag, de conserverende aanslag en de conserverende navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting, het recht van successie en het recht van schenking;
n. kind: eerstegraads bloedverwant en aanverwant in de neergaande lijn.
2. Deze wet verstaat mede onder:
a. rijksbelastingen: de heffingsrente, de revisierente, de compenserende rente, de kosten van ambtelijke werkzaamheden, alsmede de bestuurlijke boeten;
b. wettelijke regeling betreffende de heffing van rijksbelastingen: de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Douanewet, voor zover deze betrekking hebben op de heffing van rijksbelastingen;
c. belastingaanslag: een ingevolge de Algemene wet inzake rijksbelastingen of enige andere wettelijke regeling betreffende de heffing van rijksbelastingen vastgestelde beschikking of uitspraak strekkende tot - al dan niet nadere - vaststelling van een ingevolge die regelingen verschuldigd of terug te geven bedrag;
d. aanslagbiljet: de kennisgeving van de beschikking of de uitspraak, bedoeld in onderdeel c;
e. invorderen van rijksbelastingen: het betalen van een terug te geven bedrag aan rijksbelastingen.
3. Voor de toepassing van deze wet geldt, in afwijking in zoverre van het eerste en het tweede lid en behoudens voor zover daarvan moet worden afgeweken ingevolge het elders in deze wet bepaalde, als belastingaanslag:
a. de belastingaanslag na toepassing van de ingevolge de Algemene wet inzake rijksbelastingen of enige andere wettelijke regeling betreffende de heffing van rijksbelastingen voorziene verrekeningen;
b. ingeval een aanslagbiljet naast een of meer belastingaanslagen als bedoeld in onderdeel a een of meer ingevolge het tweede lid, onderdeel c, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikkingen omvat: het gezamenlijke bedrag van de ingevolge de op het aanslagbiljet vermelde belastingaanslagen in te vorderen bedragen.
4. Ingeval het derde lid, aanhef en onderdeel b, toepassing vindt, worden de op het aanslagbiljet vermelde bestanddelen - wat belasting betreft na de in het derde lid, onderdeel a, bedoelde verrekening - tot een negatief bedrag geacht naar evenredigheid te zijn verrekend met de bestanddelen tot een positief bedrag en omgekeerd.
5. Bepalingen van deze wet die rechtsgevolgen verbinden aan het aangaan, het bestaan, de beëindiging of het beëindigd zijn van een huwelijk zijn van overeenkomstige toepassing op het aangaan, het bestaan, de beëindiging onderscheidenlijk het beëindigd zijn van een geregistreerd partnerschap.


Artikel 30i Awr:

1. Met betrekking tot de inkomstenbelasting wordt rente - revisierente - verschuldigd, indien:
a. door de toepassing van artikel 19b, eerste lid, of tweede lid, eerste volzin, van de Wet op de loonbelasting 1964 in verbinding met artikel 3.81 van de Wet inkomstenbelasting 2001 of van artikel 3.83, eerste of tweede lid, dan wel artikel 7.2, achtste lid, van de laatstgenoemde wet de aanspraak ingevolge een pensioenregeling tot het loon wordt gerekend;
b. ingevolge artikel 3.133 ofß3.136 van de Wet inkomstenbelasting 2001 premies voor een aanspraak op periodieke uitkeringen als negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking worden genomen, behoudens voorzover artikel 3.69, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van genoemde wet met betrekking tot deze negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen toepassing vindt;
c. ingevolge artikel 3.135 van de Wet inkomstenbelasting 2001 premies voor een aanspraak uit een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b, van die wet als negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking worden genomen.
2. De revisierente bedraagt 20 percent van de waarde in het economische verkeer van aanspraken als bedoeld in het eerste lid.
3. Ingeval de aanspraak is bedongen minder dan 10 jaren vóór het jaar waarin de aanspraak ingevolge een pensioenregeling tot loon wordt gerekend dan wel de negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen worden genoten, wordt, indien de belastingplichtige dit verzoekt, in afwijking van het tweede lid, de revisierente gesteld op het door de belastingplichtige aannemelijk te maken bedrag dat ingevolge de artikelen 30f en 30h aan heffingsrente in rekening zou worden gebracht indien de mogelijkheid zou bestaan de aftrek van de premies voor de aanspraak ongedaan te maken door navorderingsaanslagen over de jaren van die aftrek. Hierbij worden de bedragen van die navorderingsaanslagen gesteld op 50 percent van de premies en wordt het einde van het in artikel 30f, derde lid, onderdeel a, bedoelde tijdvak gesteld op 31 december van het jaar waarin de aanspraak ingevolge een pensioenregeling tot loon wordt gerekend dan wel de negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen worden genoten.





Deel deze pagina met: