huurcommissie (2 gevonden)

Dutch huurcommissie

Hier komen binnenkort vertalingen van deze zoekterm...

verbintenissenrecht (huurrecht) - zelfstandig bestuursorgaan, dat uitspraak doet in huurprijsgeschillen tussen huurders en verhuurders van woonruimten.


nadere verklaring huurbescherming

Artikel 11 hw (oud):

1. De huurcommissie, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de huurcommissies, brengt aan de huurder of gewezen huurder, of aan de verhuurder of aan beiden, desverzocht een met redenen omkleed schriftelijk advies uit over de vraag, welke de betalingsverplichting van de huurder of gewezen huurder is.
2. Voor een door de huurcommissie, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de huurcommissies, ingevolge dit artikel uitgebracht advies is door de verzoeker een vergoeding aan de Staat verschuldigd, waarvan het bedrag en de wijze van betaling bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld.
Opgelet: deze regeling is vervallen oper 01-08-2003.


Artikel 2 whc (oud):

1. In het rechtsgebied van ieder arrondissement zijn één of meer huurcommissies. Bij algemene maatregel van bestuur worden de ressorten van deze huurcommissies bepaald door vermelding van de gemeenten waarover deze ressorten zich uitstrekken.
2. De huurcommissies zijn gevestigd in de gemeenten, waarvan de naam in de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur als aanduiding van het ressort van die huurcommissie is opgenomen.
let op: deze regeling is vervallen per 01-08-2003.





Deel deze pagina met:      




Dutch Wet op de huurcommissies (Whc oud)

Hier komen binnenkort vertalingen van deze zoekterm...

verbintenissenrecht (huurrecht) - wet van 18 januari 1979, met betrekking tot de instelling, de taak, de samenstelling en de werkwijze van huurcommissies. De ~ is op 1 augustus 2003 vervallen.


Artikel 1 whc (oud):

In deze wet wordt verstaan onder:
a. woonruimte: een gebouwde onroerende zaak die een zelfstandige woning vormt, of een tot bewoning bestemd gedeelte van een gebouwde onroerende zaak, dan wel een woonwagen of een standplaats, een en ander met zijn onroerende aanhorigheden;
b. woonwagen: voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst, met uitzondering van wagens die een eigen aandrijving hebben en wagens waarvoor voor het voortbewegen ervan over een weg geen ontheffing ingevolge de Wegenverkeerswet 1994 van bij of krachtens die wet gegeven voorschriften met betrekking tot verkeersregels en verkeerstekens is vereist;
c. standplaats: een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
d. Onze Minister: Onze Minister belast met de zorg voor de volkshuisvesting;
e. Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten der provincie, waarin de standplaats van een huurcommissie is gelegen.
let op: deze regeling is vervallen per 01-08-2003.


Artikel 3 whc (oud):

Een huurcommissie heeft tot taak terzake van huur en verhuur van woonruimte
a. desverzocht ingevolge het bepaalde in artikel 6, derde lid, van de Huurprijzenwet woonruimte aan de huurder of aan de verhuurder of aan beiden een met redenen omkleed schriftelijk advies uit te brengen over de vraag of met een beding als bedoeld in artikel 6, eerste of tweede lid, enig niet redelijk voordeel is overeengekomen en daarbij zonodig te vermelden hetgeen zij met betrekking tot het onderwerp van het beding redelijk acht;
b. desverzocht ingevolge het bepaalde in de artikelen 10, tweede lid respectievelijk 13, eerste lid, van de Huurprijzenwet woonruimte aan de huurder of aan de verhuurder een met redenen omkleed schriftelijk advies uit te brengen respectievelijk een schriftelijke uitspraak te doen over de vraag, welke de betalingsverplichting van de huurder is met betrekking tot de in artikel 10, eerste lid van genoemde wet bedoelde huurprijs of de in artikel 12, eerste lid van die wet bedoelde kosten;
c. desverzocht ingevolge het bepaalde in artikel 10a, derde lid, van de Huurprijzenwet woonruimte uitspraak te doen over het bedrag van de verhoging van de huurprijs na de totstandkoming van ingrepen of voorzieningen, getroffen ter uitvoering van een aanschrijving als bedoeld in artikel 15, 15a of 16 van de Woningwet (Stb. 1991, 439);
d. desverzocht ingevolge het bepaalde in artikel 11a, eerste lid, van de Huurprijzenwet woonruimte uitspraak te doen over de vraag of partijen bij een overeenkomst als in dat artikellid bedoeld, slechts de hoogte van de prijs en niet die van de huurprijs zijn overeengekomen en daarbij zonodig uit te spreken dat partijen slechts de hoogte van de prijs en niet die van de huurpijs zijn overeengekomen en in dat geval ingevolge het bepaalde in artikel 11a, tweede lid, van genoemde wet tevens de huurprijs en het voorschotbedrag terzake van de vergoedingen voor de kosten, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van genoemde wet, uit te spreken;
e. desverzocht of uit eigen beweging Onze Minister te adviseren terzake van door deze ingevolge het bepaalde in artikel 16 van de Huurprijzenwet woonruimte te nemen besluiten ten aanzien van wijziging in bijzondere gevallen van een overeengekomen huurprijs van woonruimte;
f. desverzocht ingevolge het bepaalde in artikel 17, tweede lid, van de Huurprijzenwet woonruimte uitspraak te doen over de redelijkheid van een overeengekomen huurprijs en daarbij zo nodig uit te spreken dat de overeengekomen huurprijs niet redelijk is en in dat geval tevens welke huurprijs zij redelijk acht, alsmede desverzocht ingevolge artikel 17, vijfde lid, van genoemde wet uitspraak te doen omtrent het opgeheven zijn van tekortkomingen in de onderhoudstoestand van de woonruimte;
g. desverzocht ingevolge het bepaalde in artikel 18, tweede lid, van de Huurprijzenwet woonruimte, uitspraak te doen omtrent de huurprijs die zij redelijk acht in verband met gebreken aan of tekortkomingen ten aanzien van de woonruimte, alsmede desverzocht ingevolge het bepaalde in artikel 18, achtste lid, van genoemde wet uitspraak te doen omtrent het opgeheven zijn van voornoemde gebreken of tekortkomingen;
h. desverzocht ingevolge het bepaalde in artikel 20, derde lid, van de Huurprijzenwet woonruimte, een huurder kennis te geven van een voorstel van de verhuurder tot verhoging van de huurprijs onder vermelding van de wijze waarop en het tijdvak waarbinnen de huurder, indien hij bezwaren heeft tegen het voorstel, daarvan kan doen blijken, alsmede de gevolgen welke zijn verbonden aan het niet doen blijken van bezwaren;
i. desverzocht ingevolge het bepaalde in artikel 25, eerste lid, van de Huurprijzenwet woonruimte uitspraak te doen over de redelijkheid van een voorstel van huurder of verhuurder tot wijziging van de huurprijs, al dan niet na een uitspraak te hebben gedaan ingevolge het bepaalde in artikel 25a, vierde lid, van de Huurprijzenwet woonruimte, op het in artikel 25a, derde lid, bedoelde verzet van huurder of verhuurder tegen een uitspraak van de voorzitter van de huurcommissie, bedoeld in artikel 25a, eerste lid, van genoemde wet;
j. desverzocht uitspraak te doen ingevolge verzet bij de toepassing van artikel 25c van de Huurprijzenwet woonruimte en inlichtingen te verstrekken aan de kantonrechter met betrekking tot een door haar gedane uitspraak;
k. desverzocht aan de verhuurder die zich ingevolge artikel 1623c, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek tot de kantonrechter wil wenden met het verzoek het tijdstip vast te stellen waarop de huurovereenkomst zal eindigen, een verklaring te verstrekken, inhoudende hetzij de vaststelling dat de huurder de woonruimte niet heeft onderverhuurd, hetzij de namen en woonplaatsen van de onderhuurders, zomede alle verdere gegevens betreffende de onderhuurders, welke naar het oordeel van de commissie ter kennis van de rechter behoren te worden gebracht;
l. desverzocht met betrekking tot een overeenkomst van huur en verhuur, waarop de Huurprijzenwet woonruimte ingevolge artikel 2 van die wet niet van toepassing is, dan wel waarop uitsluitend artikel 2, derde lid, van die wet van toepassing is, een advies te geven over aangelegenheden waarover de huurcommissie bevoegd zou zijn te adviseren of waaromtrent zij bevoegd zou zijn een uitspraak te doen in het geval de Huurprijzenwet woonruimte op de overeenkomst van toepassing zou zijn, voorzover in de overeenkomst is bepaald dat deze bij geschil aan de huurcommissie worden voorgelegd.
2. De huurcommissie verstrekt desverzocht aan Onze Minister en aan publiekrechtelijke lichamen die geacht kunnen worden daarbij belang te hebben een verklaring over de met inachtneming van het daaromtrent bepaalde bij of krachtens de Huurprijzenwet woonruimte aan een woonruimte toe te kennen kwaliteit, de gebreken of tekortkomingen in het onderhoud die ten aanzien van die woonruimte zijn vast te stellen en een voor die woonruimte redelijk te achten huurprijs. De hierbedoelde verklaring wordt niet gegeven, indien het belang van de verklaring is gelegen in de beoordeling door de verzoeker van een huurovereenkomst waarop de Huurprijzenwet woonruimte ingevolge artikel 2, eerste of tweede lid, van die wet niet van toepassing is, dan wel waarop uitsluitend artikel 2, derde lid, van die wet van toepassing is. Een verklaring wordt in elk geval gegeven indien het belang daarvan gelegen is in de toepassing van artikel 1, vierde lid, van de Huisvestingswet. Onze Minister kan voor de uitvoering van de in de eerste volzin bedoelde taak nadere regelen stellen.
3. De huurcommissie verricht voorts de taken die haar bij of krachtens de Huurwet (Stb. 1950, K 452) zijn opgedragen.
4. De huurcommissie is tevens belast met:
a. het doen van uitspraken over de redelijkheid van een besluit tot vaststelling of tot wijziging van een gebruiksvergoeding als bedoeld in artikel 51, eerste lid, van de Huisvestingswet (Stb. 1992, 548) en over een aanvullende vergoeding als bedoeld in artikel 51, derde lid, van die wet;
b. het desverzocht met betrekking tot een door haar gedane uitspraak als bedoeld onder a aan de kantonrechter verstrekken van nadere inlichtingen.
5. Voor het ingevolge het eerste lid, onder l, uitbrengen van een advies door de huurcommissie is door de verzoeker een vergoeding aan de Staat verschuldigd, waarvan het bedrag en de wijze van betaling bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld.
let op: deze regeling is vervallen per 01-08-2003.





Deel deze pagina met: