Artikel 2 wl:
1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder
a. lijk: het stoffelijk overschot van een overledene of doodgeborene;
b. doodgeborene: de na een zwangerschapsduur van ten minste vier en twintig weken ter wereld gekomen menselijke vrucht, welke na de geboorte geen enkel teken van levensverrichting heeft vertoond.
2. De bepalingen dezer wet zijn niet van toepassing op een na een zwangerschapsduur van minder dan vier en twintig weken ter wereld gekomen menselijke vrucht.