Artikel 100 wvmsr:
[1.] Als schuldig aan desertie wordt gestraft de militair:
1°. die zich verwijdert met het oogmerk zich voorgoed aan zijn dienstverplichtingen te onttrekken, het oorlogsgevaar te ontgaan, naar de vijand over te lopen of, zonder daartoe gemachtigd te zijn, bij een andere mogendheid in krijgsdienst te treden;
2°. wiens ongeoorloofde afwezigheid in tijd van vrede langer dan dertig, in tijd van oorlog langer dan zeven dagen duurt;
3°. die zich schuldig maakt aan opzettelijke ongeoorloofde afwezigheid en daardoor een bevolen reis, bedoeld in artikel 96, onder 3°, niet of niet geheel meemaakt.
[2.] Desertie, in tijd van vrede gepleegd, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
[3.] Desertie, in tijd van oorlog gepleegd, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaar en zes maanden of geldboete van de vijfde categorie.
Artikel 203 WvSr:
Hij die in tijd van vrede opzettelijk desertie van een krijgsman in dienst van het Rijk uitlokt door een der in artikel 47, eerste lid, onder 2°, vermelde middelen, of bevordert op enige in artikel 48 vermelde wijze, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.